METABOLISM NOW
In de jaren ’60 was er een explosie aan creatieve visies voor de toekomst, maar daar is een vrij abrupt einde aan gekomen door het pragmatisme dat in de jaren ’70 tot 2000 de architectuur beheerste. Vandaag stellen zich een nieuwe reeks moeilijkheden voor architectuur. Niet enkel op schaal van de woning, maar ook op vlak van stedenbouw is er nood aan nieuwe visie.
Het vertrekpunt van mijn masterproef is het combineren van mijn twee passies, namelijk architectuur en de auto. Vanuit mijn visie die ik als student heb opgebouwd, destilleer ik twee van de grootste uitdagingen in de toekomst van de architect. Het resideren blijft uiteraard van belang voor de architect. Maar meer en meer zal, onder meer door de toenemende globalisering, mobiliteit een primordiale rol gaan spelen in het werk van de architect. Onderling is onmiskenbaar een interrelatie: een wildgroei van uitgestrekte verkavelingen en lintbebouwing is mogelijk gemaakt door de auto, maar door de toenemende interesse in individuele mobiliteit en het gebrek aan aantrekkelijke alternatieven zoals openbaar vervoer staan we nu langer dan ooit in de file. Ook stelt zich de vraag of woningen op grote percelen, onze felbegeerde fermettes, wel een plaats hebben in een denser wordende samenleving.


Vormonderzoek gebaseerd op de jaren ‘60: sympathiek en aërodynamisch.
Mijn voorstel is om mobiliteit en verblijven te bundelen in een individuele cel die zich vrij in de ruimte kan bewegen als explicitatie van de toenemende individualiteit in de huidige maatschappij. Het idee te leven in kleine wooneenheden is echter al terug te vinden in de jaren ‘60, meer bepaald bij het metabolisme.. Mijn masterproef is bijgevolg een onderzoek naar de relevantie van het metabolisme in het hedendaagse leven en tegelijk een herwaardering van het futurisme uit die tijd.
Het ontwerp bestaat uit twee onlosmakelijke componenten, enerzijds de individuele cel die als autonome eenheid zowel de vraag naar wonen als mobiliteit voorziet en anderzijds een netwerk van bevoorradingstorens. Het is een gelaagde aanpak van enerzijds vrij in de ruimte beweegbare cellen en het rigide grid van voorzieningen die de cellen bevoorraden.
DE CEL
De cel wordt ontworpen op basis van het idee van een chassis: ‘een compleet rijdbaar onderstel van een voertuig, zonder enige opbouw’. Deze definitie houdt in dat er niet enkel een draagstructuur wordt voorzien, maar dat alle benodigdheden om een object te laten bewegen ook aanwezig moeten zijn, onder andere de motor en de energievoorzieningen. Aangezien de individuele cel een wooneenheid is, kan de definitie herschreven worden naar een compleet mobiel en bewoonbaar onderstel zonder enige opbouw. De opbouw zelf wordt niet zoals bij auto’s statisch in massa geproduceerd, maar zal door middel van 3D-printers in een dynamisch proces zichzelf opbouwen en afbreken. De materialen waarmee vandaag de dag geprint wordt, beperken zich vaak tot het gebruik van al dan niet gerecycleerde plastics. In een toekomstbeeld worden lokale materialen ontgonnen door de cel zelf en door middel van een natuurlijke hars tot composiet omgevormd. Op deze manier verkleint de impact van de mens op het landschap tot het sculpteren ervan. Het erosie- en afbraakproces zal zich op dezelfde manier voordoen als het landschap waaruit het is opgebouwd zodat er een efemere en vernaculaire architecuur ontstaat.
De toren
De toren als typologie is bewust gekozen, door zijn kleine voetafdruk blijft er een maximum aan landbouwoppervlakte over. Dit kadert binnen een ecologisch idee: de verkaveling in zijn uitgestrekte vorm maakt plaats voor een mobiele architectuur zonder wezenlijke footprint naar het idee van de moderne nomaden van de metabolisten.
De torens zullen een andere invulling- en opdeling krijgen naargelang de inplanting in het landschap. Indien de bevoorradingstoren wordt ingeplant in de zee, zal drinkbaar water bekomen worden door een ontziltingsinstallatie. Bij een stedelijke context zal het netwerk van waterzuiveringscentra dan weer gekoppeld worden aan de toren, die tevens de functie van watertoren op zich zal nemen. Buiten de centrale opwekking en/of opslag van energie en drinkbaar water zullen de bevoorradingstorens ook de nieuwe winkelcentra en hypermarkten worden.

Maquette van de bevoorradingstoren als landmark in een vrij landschap.

Materiaalonderzoek naar het gebruik van algen. De structuur van algen kan ingezet worden als vezel die de krachten opneemt in een composiet materiaal. Door fotosynthese kan er ook energie opgewekt worden, op die manier krijgt de huid een dubbele functie.
De cel wordt ontworpen als een technische eenheid die als organisme fungeert.
energiesysteem
Het energiesysteem is gebaseerd op het principe van een algenreactor. De lipiden die uit algen kunnen gehaald worden, kunnen omgezet worden tot biobrandstof. Voor één liter biobrandstof is er slechts 1,5 liter water nodig. Bij de gekende energiegewassen is dit maar liefst 3300 liter water voor dezelfde liter brandstof.
De algen worden geoogst door een centrifuge omdat de meeste algen microscopisch klein zijn.
Om de olie los te krijgen van de algen, worden de cellen opengebroken met biologische oplosmiddelen of CO2. Voor één kg algen is 1,8kg CO2 nodig, deze wordt verzameld in de bevoorradingstorens en verdeeld via de laadplatformen.
De basisnutriënten voor de algen is stikstof (7%) en fosfor (1%). Urine bevat 0,22 gram fosfor en tot 20 gram stikstof per liter. Het vormt dus samen met feces de ideale voedingsbodem voor de kweek van algen. Zo wordt het afvalwater van de toilet de voeding voor de algen, die het water filteren zodat het weer gebruikt kan worden om door te spoelen. Met de biobrandstof wordt een generator bediend, die de hele cel van energie voorziet.


flexibiliteit
De hedendaagse cultuur wordt gekenmerkt door een drang naar flexibiliteit en snelheid. Het interieur zal in die trend vorm krijgen door een catalogus van vervangbare standaardelementen die vrij inzetbaar zijn in een evoluerend kader.
De cel evolueert mee met de noden van het individu. Hierdoor ontstaat een efemere, en door lokale materialen ook een vernaculaire architectuur. Het gebouwde erodeert op dezelfde manier als haar omgeving.
De afmetingen van het chassis zijn de enige vaste afmetingen van de cel en dus van cruciaal belang voor de interactie met het bestaande stadsweefsel. Om deze reden is deze maat kleiner dan twee meter en een half gehouden en kan past het zelfs moeiteloos binnen een standaardparkeerplaats van drie bij vijf meter. Voor comfort en stabiliteit bij grotere afstanden, kunnen de motoren naar buiten draaien zodat de basis, vergelijkbaar met de wielbasis van een wagen, groeit tot 4,3 meter.